Het ging niet goed met één van onze cliënten. Wat er precies aan de hand was wisten we niet, maar goed in de war was ze wel. Ik had de hele middag al met haar doorgebracht, haar opgehaald uit de kliniek waar ze even voor crisis had gezeten en waar ze niet weg wilde. Ze wilde zeker niet naar huis. Want de buren zaten haar achterna. De buurvrouw had haar kat neergestoken, ik zou het zelf wel zien als we thuis kwamen.
Gelukkig zat de kat in goede gezondheid in de vensterbank, maar ik vond het toch verontrustend. Ze had een groot messenblok op het aanrecht staan, daarvan had ze al een paar messen over het balkon gegooid nadat ze daarmee naar de deur gegaan was om zich te verdedigen, wederom tegen de buurvrouw, maar dat vond ze toch te gek. Ze had de messen van zich af gegooid. Die lagen nu onbereikbaar op een verdieping lager, maar er stonden nog 4 steakmessen in het blok. Toen ik toch naar mijn auto liep om iets te pakken, nam ik de messen en een scherpe keukenschaar mee. Better safe than sorry. Ik had niet nagedacht over een tasje of iets dergelijks.
In het trappenhuis kwam ik een heel oude bekende tegen, een cliënt die ik 30 jaar geleden al begeleidde. Het is hem tot nu toe niet gelukt om te stoppen met gebruiken. Hij dealt en hosselt om zijn gebruik te bekostigen. We vinden het altijd leuk om elkaar even te treffen.
Tja, daar liep ik met mijn 4 steakmessen en een grote puntige schaar in mijn handen. Ik realiseerde me ineens dat dit toch wel vreemd over kon komen.
Dat moment in het trappenhuis. Humor ligt op straat. ‘Hoi! Alles goed?’ groette mijn oude bekende vrolijk. ‘Hee hoi! Ja alles goed hoor! Ik loop er wel een beetje raar bij!’ groette ik terug. Hij leek niets raars in de voorraad messen te zien. ‘Je komt zeker bij Carolien weg? Nou later, ik moet verder hoor!’
En hij rende weer door naar een adresje waar hij wat af te handelen had.