Wisselende kwaliteit heroïne in Nederland

Gun mij mijn shot,

ik ben er aan verslaafd

Al ga ik eraan kapot

Als het door mijn aderen draaft

Ik vind het toch zo lekker

het geeft me toch zo’n kick

Maar net als met een stekker

dan krijg je soms een flik

Dan gaat je lichtje uit

soms gaat het ook weer aan

Maak je alleen een stuit

en anders is het met je gedaan

Na enige jaren heroïne te hebben gerookt merkte ik dat ik steeds zieker werd als ik niets rookte. Als ik scoorde en begon te roken verloor ik veel van het kostbare spul. Ik kwam erachter dat ik niet alles meer naar binnen kon inhaleren als ik ziek was. Ik was kortademig en liet alle rook vervliegen. Het was mei 1979 dat ik mijn eerste shotje nam. Ik weet het eigenlijk nog goed. De kermis was begonnen en het was lekker weer. Ik had net wat gescoord samen met een paar gasten deze keer. Een van die gasten spoot wel eens vaker. Ik vertelde hem van mijn probleem bij het roken. Hij herkende dat natuurlijk en zei dat hij daarom is gaan spuiten. Hij zou het me wel voor kunnen doen. We gingen naar binnen bij de studenten sociëteit Vindicat en schoten een wc op de begaande grond binnen.  Daar maakte hij de dope klaar op de lepel en zoog het even later op in de spuit. Hij drukte de naald op de spuit en liet mij zien hoe ik mij arm moest afbinden. Hij had twee spuiten klaargemaakt een voor hem en de ander voor mij. Er was geen weg terug. Ik stak voor het eerst dat jaar een spuit in mijn eigen arm. Ik zoog het bloed eruit, maakte de riem los en spoot alles in mijn aderen. WAUW, ik wist niet wat me overkwam. Ik voelde een warmte en dan de snelheid waarmee de flash binnenkwam. Dat was wel even wat anders dan wat ik tot nu toe uit een gevoel van de dope had gehaald. Dit was het helemaal. Ik kwam de wc uit en ging naar buiten. Misschien kwam het ook door de omstandigheden, de zon scheen de kermis maakte zijn lawaai en ik liep ineens op de toppen van mijn stonedheid. Ik voelde me heerlijk.

Maar naar leuke tijden komen natuurlijk ook minder leuke tijden. We werden op de korrel genomen door de politie, die ondertussen lucht had gekregen van een groep jongeren die de stad onveilig maakte. Diefstallen uit winkels pleegde, geweld tegen anderen gebruikte en dat was nog maar het begin. Bijna drie jaar heb ik als gebruiker mijn gang kunnen gaan zonder dat ik last van de politie heb gehad. Daarna werd ik  regelmatig opgepakt en zat dan een paar dagen op het bureau aan de Rademarkt. Het afkicken viel niet mee in die dagen. Je kreeg toen nog geen methadon op het bureau. Er was vaker nieuwe dope in de stad te krijgen. Nadat de chinezen zich min of meer terug hadden getrokken, kwam er ook heroïne uit Turkije en Iran. Het spul wat daar vandaar kwam was sterker. Als ik na een paar dagen weer vrij kwam was natuurlijk het eerste  wat ik deed scoren. Ik moest wat hebben, al was de grootste afkick naar vier dagen wel voorbij. Maar tussen je oren natuurlijk niet, dan was je net zo ziek als je het binnen voelde. Ondertussen was ik bedreven geraakt in het spuiten van mezelf. Het ritueel wat volgde was, spuit regelen, citroen, beetje water en lepeltje regelen en dan een plaats waar ik op mijn gemak even de spuit kon klaarmaken en mezelf injecteren. De citroen prikt altijd even, als je in het begin de spuit inbrengt.

Ik zat deze keer op de wc van V&D en vernam dat ik een lichte overdosis nam. Evert Prak die toen bij me was, zijn naam kan ik noemen, hij is reeds overleden, zag het gebeuren. Ik zei dat het wel mee viel maar hij maakte er een drama van en waarschuwde iemand. Ik had weliswaar een overdosis genomen, maar verkeerde naar mijn idee niet in levensgevaar. De symptomen waren niet dusdanig dat ik volledig onderuit ging.  Iets wat ik een paar maanden later wel deed.

Toen was ik gelukkig bij iemand thuis die mij op tijd op de wc heeft gevonden. Uiteindelijk ben ik met een ambulance naar het AZG gebracht en met zoutwateroplossing weer op de been geholpen. Het was mijn eerste overdosis ten gevolge van wisselende samenstelling van de heroïne. Een bijkomend nadeel was dat mijn moeder er achter kwam dat ik een overdosis had genomen. Mijn moeder luisterde in die tijd altijd naar een politieradio en had mijn naam horen vallen. Ik had haar al jaren voor de gek weten te houden over mijn gebruik, dat was nu voorbij.


Van Evert heb ik later nog eens spuitersgeelzucht opgelopen. Soms zeker in de begin jaren van mijn gebruik, gebruikte je nog wel eens de naald van en ander. We wisten weinig van geelzucht en zeker nog niets van hepatitis C en HIV in die tijd.

Een kwaliteitscontrole voor illegale drugs…

Een kwaliteitscontrole voor heroïne is wat ondergetekende en collega Ria Struijk, beiden werkzaam bij Het Straathoekwerk, vragen in dit artikel dat op 18 oktober 1979 verscheen in het Nieuwsblad van het Noorden. Dagelijks op straat zijn met verslaafden maakte een dergelijke hele praktische wens heel gewoon, wel voor ons en de verslaafden, maar niet voor iedere andere burger en zeker niet voor de reguliere verslavingszorg. Deze bestond toentertijd uit de stichting Nieuw Hoog-Hullen  en het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs (CAD) Groningen. Ook de GGD vervulde een functie.

Ik zie nu dat we toch niet durfden te onthullen hoe we dat nu precies deden, die kwaliteitscontrole. Ik zal dat, 34 jaar later, alsnog doen aan de hand van mijn eigen ervaring.

We hadden een paar pakjes heroïne gekocht en die bracht ik met de auto naar een aan ons bevriende apotheek. Dat was een spannend ritje, want een vergunning om heroïne in ons bezit te hebben of te vervoeren hadden we niet. Het was extra spannend omdat al in het begin van de rit vanuit het centrum een politie-auto achter me ging rijden en dat bleef volhouden tot vlak bij de apotheek, in een buitenwijk. Daar aangekomen overhandigde ik de ingekochte heroïne aan de apotheker. Deze bracht het weer naar een laboratorium van wat nu het UMCG is. Na enige tijd, ik weet niet meer hoe lang, kregen we de uitslag.

Meestal bevatte zo’n pakje 25 – 40% zuivere heroïne. Om flinke winsten te kunnen maken wordt de zuivere heroïne door de verschillende tussenhandelaren vermengd met goedkope stoffen. Dit percentage was niet ongebruikelijk in Nederland in die tijd. Er werd toen in Nederland aanzienlijk betere heroïne verkocht dan in New York, waar de pakjes meestal maar zo’n 5% zuivere heroïne bevatten.

Het nut van de controle van de kwaliteit van de heroïne bewees zich korte tijd later heel duidelijk. De handel in heroïne was toentertijd veelal in handen van mensen van Nederlandse en Surinaamse komaf. Begin jaren 80 wilden Turkse handelaren die markt overnemen. Daarvoor gebruikten ze een eenvoudig economische principe: meer waar voor dezelfde prijs. Elk pakje bevatte toen wel 80% zuivere heroïne. Gebruikers die door bijvoorbeeld een korte detentie niet goed op de hoogte waren van deze kwaliteitsverbetering namen nog hun oude hoeveelheid heroïne in (er werd nog veel geïnjecteerd en dan kun je niet goed doseren als het effect anders blijkt te zijn) en kregen daardoor een overdosis. Enkelen hebben dit zelfs met hun leven moeten bekopen.

Het Nederlandse drugbeleid volgt nog steeds de war on drugs van de VS en daardoor kan de markt alleen voorzien worden van illegale drugs en dat maakt kwaliteitscontrole nog steeds erg noodzakelijk. Gelukkig is er op dat vlak veel verbeterd, doordat er overal in het land testmogelijkheden zijn gekomen, waar consumenten hun gekochte drugs op kwaliteit kunnen laten testen.
 

Opstand in Huis van Bewaring in Groningen; een vervolg in 1977 in Assen.

In 1971 vond de eerste opstand in het Huis van Bewaring in Groningen plaats en in 1974 de tweede. Bij deze laatste opstand was het Huis van Bewaring zo beschadigd geraakt dat het voorlopig niet meer te gebruiken was. Het Huis van Bewaring in Assen, dat kort daarvoor vanwege zijn monumentale status was gesloten, werd heropend.

Ik had na de tweede opstand de rechtszitting daarover, als student Sociale Psychologie, met een aantal mede studenten gevolgd. We maakten allen deel uit van de studiegroep Sociale Deviantie en hadden belangstelling gekregen voor het gevangeniswezen en haar bewoners. Eerst zagen we de film Attica over de grote gevangenisopstand in de staat New York in de VS. Deze opstand was het gevolg van de voortdurende en oplopende spanningen tussen de bewakers met een plattelandsachtergrond en de gevangenen met een grote stad achtergrond. We zagen daarin enige gelijkenis met de Nederlandse situatie in Veenhuizen. Het volgen van de rechtszitting in Groningen was onze tweede confrontatie met een gevangenisopstand. Deze had wel een veel milder karakter dan die in Attica. De rechtszitting duurde de gehele dag en was zeer interessant, temeer daar wij ons als bezoekers in het gezelschap bevonden van de dominee, Wichert Hoekert, na wiens kerkdienst de opstand was begonnen. Hij kon de verhalen en ook de beelden, aanvullen met interessante inside informatie. Ik ben later bevriend met hem geraakt. Aan deze vriendschap kwam helaas in 2006 een eind door zijn plotselinge overlijden.

In 2004 ging Wichert Hoekert met pensioen en voor zijn afscheid hebben vrienden een Liber Amicorum geschreven met als titel “Verhalen”. Uit mijn bijdrage daaraan put ik over de dreigende opstand in het Huis van Bewaring in Assen in 1977 waarover ik hier vertel.

De directeur van het Huis van Bewaring in Groningen en later ook van het Huis van Bewaring in Assen vermoedde dat Wichert Hoekert achter de opstand in 1974 zat en wilde graag van hem af. In 1976 zag hij zijn kans schoon toen hij een beoordeling over hem naar het Ministerie van Justitie moest sturen. Hij opent zijn brief aan de staatssecretaris van Justitie van 3 november 1976 met:

“Naar aanleiding van Uw bovenaangehaald schrijven, heb ik de eer Uw Excellentie te berichten, dat ik het helaas niet eens kan zijn, met uw voornemen tot aanstelling in vaste dienst van Ds. W.J.H. Hoekert.”

Ter motivering van zijn standpunt voert de directeur onder andere het volgende aan:

“Zijn wijze van functioneren in deze inrichting zou nog te accepteren zijn van een dominee, die voorganger is van een gemeente buiten en zo nu en dan deze inrichting zou bezoeken, om de geestelijke nood van de gedetineerden te lenigen, kerkdienst zou houden en mogelijk een spreekuur. Dan zou het gebrek aan realiteitszin en het gebrek aan mensenkennis, hoogst waarschijnlijk minder storend werken dan nu, waar bij een confrontatie duidelijk irritaties worden opgewekt bij directie en medewerkers door de kennelijke naïviteit, waarmede problemen en voorstellen worden ingebracht.”  

En even verder:

“Hij vindt elke gedetineerde leuk, lief en aardig, hetgeen helaas in vele gevallen anders is.”

En:        

“Als geestelijk verzorger beantwoordt hij niet aan het verwachtingspatroon, dat gedetineerden en personeel van een geestelijk verzorger hebben.”

Nu zult u zich afvragen hoe wij toch over zo veel informatie uit een vertrouwelijke brief met een beoordeling van een medewerker beschikken.

Daarvoor moeten we even terug gaan in de tijd. In 1976 kon je als gedetineerde “het baantje” reiniger verwerven. Ik geloof een gewild baantje, omdat je dan behoorlijk wat bewegingsvrijheid had. Iets wat we tegenwoordig niet meer kennen is carbonpapier. Dat werd gebruikt om van een brief een kopie te maken. Je kon dat soms wel meerdere keren gebruiken, maar ook direct weg gooien.

De directeur van het Huis van Bewaring had voor zijn brief carbonpapier gebruikt en (later) weg gegooid. De gedetineerde die destijds reiniger was, was kennelijk een nogal nieuwsgierig type. Dus hij gooide de inhoud van de prullenbak van de directeur pas weg na de inhoud goed bekeken te hebben. Hij kon op het stuk carbonpapier de gehele inhoud van de brief van de directeur over de dominee lezen en was ronduit geschokt. Hij stak het stuk bij zich en nam het mee naar de luchtplaats om het de andere gedetineerden te tonen en er met hen over te praten. Eén van hen heeft de moeilijk leesbare brief van het carbonpapier over getypt. Vervolgens hebben de gedetineerden op 14 januari 1977 gezamenlijk een brief opgesteld, gericht aan de staatssecretaris van Justitie. Deze brief eindigt met:

“Wij kunnen ons best voorstellen dat de direkteur vindt dat wij slechts tuchtiging verdienen. Wij kunnen aanvaarden dat de direkteur ons geen goeie dominee gunt. Maar het wekt onze afkeer op dat de dominee met alle middelen, zelfs grove leugen(s), wordt zwart gemaakt.
Wij hopen dat U onze onmacht kunt compenseren.
                                                          
                                                                                Met de meeste hoogachting,”

Het trof dat onze reiniger, Hans J uit Groningen, vrij kwam. Hij had beide brieven bij zich en kon toelichten dat er een grimmige sfeer onder de gedetineerden heerste.
Wij maakten dat wereldkundig als een dreigende opstand in het Huis van Bewaring en dat leidde tot veel media-aandacht, waaronder het NOS-journaal, toen nog gepresenteerd door Frits Bon. Hij ging er ook zelf als verslaggever op uit, onder andere om ondergetekende te interviewen. Ik moet nog een beetje lachen als ik weer voor me zie hoe Frits Bon met ferme stappen naar het Huis van Bewaring loopt en probeert brutaal naar binnen te stappen en dan ontdekt dat de voordeur niet meegeeft.

De toenmalige staatssecretaris van Justitie Zeevalking reisde af naar Assen en heeft volgens een verslag dat de gedetineerden daarover maakten ook overleg met hen. Uiteindelijk kreeg Wichert Hoekert zijn vaste aanstelling  en vertrok later op eigen initiatief naar de Bijlmer bajes in Amsterdam, waar hij tot zijn pensionering gevangenisdominee bleef.

De directeur moest een aantal jaren later (1983) vertrekken.

Bij de receptie ter gelegenheid van de pensionering van Wichert Hoekert werd me pas duidelijk hoe veel en op welk hoog niveau er was overlegd tussen kerkelijke vertegenwoordigers en het Ministerie van Justitie.

Hoe zou het nu met Hans J zijn?

Nerveuze gevangenen: ‘Vonnis Nu’

Bron: Groninger Archieven

Dit was de toestand waarin het Groninger Huis van Bewaring (HvB) zich bevond na De Opstand in 1974.

De toestand van de opstandelingen was al niet veel beter.
Op 16 augustus 1974, slechts 12 dagen na de opstand, stond in het Nieuwsblad van het Noorden een artikel daarover.

Wat was er aan de hand? In het HvB Groningen was niet meer te leven, dat mocht duidelijk zijn, en alle gedetineerden, dus ook de opstandelingen, waren afgevoerd naar Veenhuizen en Assen.
De opstandelingen in Assen waren daar bepaald niet geliefd. Men voelde zich er niet echt thuis om het maar even zo uit te drukken en dat leidde tot grote zenuwen.

“Een aantal gedetineerden dat na het oproer in het Groninger Huis van Bewaring naar Assen is overgeplaatst, voelt zich daar erg gespannen. Drie van hen vroegen gisteren de Groninger rechtbank, waarvoor zij moesten verschijnen, dan ook onmiddellijk vonnis te wijzen. Ze wilden graag weten waar ze aan toe waren. Zenuwachtig als ze waren na de opstand in Groningen konden ze een extra spanning van veertien dagen wachten op een vonnis er niet meer bij hebben.”

Hmm dat is wel interessant. Dit waren toch de mannen die op het dak stonden te smijten en te schreeuwen? Dat was hoog boven de grond, ze hadden het halve Huis van Bewaring kort en klein geslagen, andere gedetineerden ‘scheten geweerolie van angst’ en nu dit?!
Het artikel vervolgt:

“Rudi K (35) uit Groningen bijvoorbeeld – verdacht van een aantal inbraken en diefstallen- was volgens zijn advocaat door de gebeurtenissen in het Huis van Bewaring zo nerveus geworden dat hij geen vast voedsel kon binnenhouden en kalmeringsmiddelen moest slikken. De rechtbank willigde K’s verzoek om ‘n onmiddellijke uitspraak in. Na beraad veroordeelde de rechtbank de havenarbeider/musicus overeenkomstig de eis tot 5 maanden met aftrek van voorarrest.”

Ik ben benieuwd waar Rudi K. is. Hij moet nu ongeveer 75 jaar zijn. Stond hij op dat dak of was hij er juist niet bij? Want je kunt ook weer niet uit het artikel halen of deze mannen nerveus waren vanwege hun betrokkenheid bij de opstand, of omdat ze een posttraumatisch stress syndroom hadden opgelopen.

Mijn indruk is, dat de rechtszittingen al gepland stonden vóór de opstand. In de jaren zeventig deed men volgens mij nog niet aan snelrecht. Het artikel geeft ook daar geen duidelijkheid over.
Dat is dus best apart, want dan lijkt het erop dat de opstand niet meegenomen is in de strafeis. De strafeis lijkt mij anders een beetje weinig eigenlijk. Inbraken en diefstallen, plus een miljoen gulden schade, de rechtsorde geschokt vanwege de maatschappelijke impact, en dan 5 maanden? Met aftrek van voorarrest zal het dan niet veel meer dan nog 2 maanden zitten geweest zijn. Het waren natuurlijk wel de zeventiger jaren, misschien dat dat meespeelde in de hoogte van de strafeis? Afijn. Zijn ze er later dan nog voor veroordeeld? Daar is niets over te vinden in de Krant van Toen.
Dan nog dit.

“Het verzoek van de 22 jarige Frederik P. om een onmiddellijke uitspraak werd niet ingewilligd. De rechtbank vond zijn zaak te ingewikkeld en wijst nu over 14 dagen vonnis. P. had onder anderen in februari een fiets door een ruit gegooid, was in april het huis van een buurman van zijn vriend binnengedrongen en had de bewoner mishandeld en met een dolkmes bedreigd, ook had hij een tas en een portefeuille met honderden guldens gestolen van een prostituee en een man die bij ‘n vriend van hem op bezoek was bij de keel gegrepen en zijn portefeuille met onder meer 110 gulden ontfutseld.

Volgens P. was dat allemaal gebeurd onder invloed van alcohol. Verschillende malen dronk hij 70 tot 80 glazen bier voor hij geweld of een diefstal pleegde. Bovendien vond P. dat het wel even anders lag dan in de dagvaarding stond. De prostituee zou eerst hem bestolen hebben, en wat betreft de man die hij bij de keel gegrepen had, had hij wel veel gemener kunnen zijn. Hij had gezien dat deze een spaarbankboekje met tienduizend gulden en een legitimatiebewijs bij zich had, maar bleef daar vanaf.

Hij schrok dan ook wel van de eis: 12 maanden (met aftrek) waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Stilletjes huilend zat hij op de verdachtenbank.”

Tja. Frederik P. was de man van de dakpannen. Wat je hem toch na moet geven, is dat hij de rechtbank niet onder druk zet met verhalen over niet kunnen eten en kalmeringstabletten vanwege de stress, althans dat vermeld het artikel niet. Want nummer drie in dit artikel, de 23 jarige Berend N. uit Musselkanaal, wilde juist weer wel kalmeringstabletten maar kreeg ze niet; hij kreeg wel een onmiddellijke uitspraak van de rechtbank, dat dan weer wel.

Wat mij treft in dit artikel is het grote verschil tussen die foto op dat dak, de puinhoop binnen, en dan nu de zenuwen van de opstandelingen, gesteld dat ze allemaal betrokken waren. Ik snap het ook niet goed moet ik zeggen. Hoezo moet iedereen aan de pillen voor de stress? Hoezo huilend op een bankje na een eis van uiteindelijk 9 maanden?

Wat deden jullie dan op dat dak mannen?!
Wie hebben jullie toen overschreeuwd? Het gezag van het Huis van Bewaring waar je opgesloten zat? Of jezelf?

De geheelonthouder

Ik drink niet. Nooit gedaan ook. Ja, als tiener wel eens een Safari-jus in de discotheek. En met Oud en Nieuw drink ik op aandringen van vrienden wel eens een half glaasje champagne, maar verder niet. Ik heb daar geen uitgesproken reden voor. Ik vind het gewoon niet lekker. Ik zie ook geen reden m’n best te doen het wel lekker te vinden. Zelden kom ik mensen tegen die ook niet drinken. Mensen die willen weten waarom ík niet drink des te vaker. Soms zeg ik dat ik moslim ben, of ex-alcoholist, of zwanger, maar meestal leg ik het braaf uit. Het wordt bijna altijd vreemd gevonden. Ik heb wel eens een café verlaten omdat ik iedere keer dat ik een spa of thee bestelde, flauwe opmerkingen van de barman kreeg. En tot mijn verbazing is het zelfs op personeelsfeestjes van de verslavingszorg uitgesloten dat er alleen fris wordt geschonken. Niet drinken is een bewuste keuze, wel drinken is de norm.

Met drugs ligt dat anders. Het is niet alleen maatschappelijk minder geaccepteerd, het is zelfs wettelijk verboden. En de verkoop van softdrugs wordt dan wel gedoogd, maar is aan strenge voorwaarden gebonden. Weliswaar is in sommige subculturen drugsgebruik normaal; in het algemeen is het toch de uitzondering. Niemand heeft mij ooit gevraagd: waarom blow jij niet?

Ik probeer me wel eens voor te stellen hoe dat moet zijn voor iemand die met veel moeite zijn alcoholverslaving heeft overwonnen. Steeds word je geconfronteerd met het verslavende middel, vooral in ontspannen en sociale situaties. Situaties waarin je misschien juist even niet op je qui-vive bent. Of wilt zijn. Steeds moet je uitleggen waarom je geen alcohol drinkt. Gewoon een biertje bestellen kan dan een verleidelijke manier zijn om van het gezeik af te zijn. Als je bedenkt dat verslaving een chronische ziekte is, dat je wel kan zijn gestopt met drinken, maar fysiek en mentaal altijd een alcoholist zult blijven, dan is dat wel een heel wrange situatie.