Category: Geschiedenis

De Droge Kroeg

In 1941 vierde De Droge Kroeg in Groningen haar 25 jarig bestaan. Via Internet heb ik bij het Groninger archief een bladzijde gevonden uit een langer document dat ons informeert over deze bijzondere mijlpaal.
Over wat de De Droge Kroeg was bericht ik hier, maar ook over de vele vragen die ik nog heb en waarvan ik hoop dat lezers van dit blog met antwoorden kunnen komen.
De Droge Kroeg is in 1915 opgericht als opvolger van een eerder initiatief van Jonkvrouwe de Ranitz.

 “In een kleine portaalkamer van de tóén nog achterbuurtachtige nauwe Kostersgang heeft mevrouw Jongvr. De Ranitz het prachtige initiatief genomen, om een Zondagsschool en bijeenkomsten te stichten voor de bewoners der achterbuurten”.

De medewerkers die genoemd worden zijn alle van adel. Zo lokten de dames van der Hoop- van Slochteren op zaterdagmiddagen de jeugd van straat met mandoline-spel en gezang. Wat een tijden waren dat toen, probeer nu nog maar eens op deze wijze de jeugd ergens naar binnen te lokken.
De werkzaamheden waren onder gebracht in de stichting “Het Chr. Geheel-Onthouders Gebouw”.

In 1915 ging het gebruik van het gebouw in de Kostersgang over in handen van de stichting “De Droge Kroeg”. Deze stichting exploiteerde een ruimte waarin men zo veel mogelijk de kroegsfeer wilde bewaren. Er kon worden gekaart, gelezen en gebiljart. Ook zijn op een foto van het archief mannen aan het dammen. Overigens komen op alle foto’s alleen maar mannen voor.


De Droge Kroeg heeft ook een hulpverlenende functie. In 25 jaar tijd hebben daarvan 2279 “patiënten” gebruik gemaakt, waarbij de bemoeienis bij meer dan de helft heeft geleid tot “grondige of algeheele genezing”.
Bijna 40% was in contact gekomen met De Droge Kroeg na een overtreding van het Wetboek van Strafrecht. Over de behandeling wordt het volgende vermeld:

“De therapie van “De Droge Kroeg” is: de drinkers ervan te overtuigen dat gezelligheid zonder alcohol bestáát en dat vermaak zonder alcohol mooier en rijker maakt”.

In zijn boek over de geschiedenis van drankgebruik en verslavingszorg voegt Jaap van der Stel aan deze gegevens geen andere toe. Ook op internet kan ik niets meer vinden.

Ik zal dus op een andere manier op zoek moeten naar de vele vragen die ik nog heb. Bijna op dezelfde plek in Groningen heeft het Leger des Heils nu een voorziening voor thuis- en daklozen. Was het Leger des Heils toen ook al eigenaar van De Droge Kroeg en heeft zij nu een nieuw pand op de plek van De Droge Kroeg?
Wanneer en waarom is De Droge Kroeg opgehouden te bestaan? Hoe ging het met dit initiatief tijdens de Duitse bezetting? 
In de jaren 20 ontstond het consultatiebureau voor alcoholisten in Groningen. Wat was de relatie van dit bureau met De Droge Kroeg?
Dit zijn misschien vragen waarop in het Groninger Archief het antwoord ligt. Mogelijk kunnen  ook lezers van dit artikel me helpen met het vinden van antwoorden.

Aardig is dat in De Droge Kroeg de sfeer van een café wordt na gebootst. In Groningen is al enkele jaren een zelfhulpgroep onder de naam InTact actief.
Hier nemen vooral jongere mensen met een verslavingsgeschiedenis aan deel. Uitgaan is voor veel van de deelnemers een belangrijk thema; maar de confrontatie met alcohol maakt het voor hen lastig om uit te gaan. Er is daarop het concept bedacht van een bruin café waarin geen alcohol geschonken wordt. Waar iedereen gezellig naar toe kan met of zonder een verslavingsgeschiedenis. Eigenlijk een beetje De Droge Kroeg.

Die naam heb ik hen ook eens voorgesteld. De naam kroeg viel niet in goede aarde. Was dat vroeger dan zo anders?

Van Volksbond naar Hoog Hullen

Onlangs bezocht ik een symposium georganiseerd door de Stichting Volksbond Rotterdam. Het was een alleraardigste en goede bijeenkomst. Let wel, het vond plaats in Amsterdam. Na de bijeenkomst hield professor Elske Derks haar oratie. Zij bezet een door deze Volksbond gefinancierd professoraat met als leeropdracht “Addiction Genetics”. Dezelfde Volksbond financiert ook een leerstoel in Rotterdam en richtte in 1988 het IVO (Instituut voor Verslavings Onderzoek).

Nu was ik op Internet weer eens op zoek naar de geschiedenis van de Noordelijke verslavingszorg, die ik zou willen laten beginnen bij de oprichting van Hoog-Hullen in 1891. Ik stuitte daarbij op een document dat de geschiedenis van de Amsterdamse Volksbond vertelt en hoe die geschiedenis verbonden is met de oprichting van Hoog-Hullen in Eelde. Daarover gaat deze bijdrage. De gegevens heb ik ontleend aan www.historici.nl.

De Volksbond is in 1875 in Amsterdam opgericht en  heet voluit: Volksbond, Vereeniging tegen drankmisbruik. Na meer dan 100 jaar, in 1989, wordt de Amsterdamse Volksbond pas weer opgeheven.

De bond komt voort uit een initiatief van de journalist L.P Philippona, die onder het pseudoniem Multapatior (betekent: ik lijd veel) schrijft en die in het Handelsblad oproept de bestrijding van alcoholmisbruik ter hand te nemen. Let op, het gaat hem niet om het bestrijden van elke vorm van drankgebruik maar uitsluitend om het tegengaan van het drankmisbruik!
Er wordt in Amsterdam zelfs toestemming gevraagd voor het oprichten van bierkiosken. Dat verzoek wordt overigens door gemeenteraard met één stem verschil afgeween. In de 19e eeuw staat er bij de vergaderingen van de Volksbond nog wijn op tafel.
Er komen zoveel reacties dat L.P. Phippona besluit een vereniging op te richten die aanvankelijk Multapiatorsbond genoemd wordt en bij de start 800 leden telt.

Deze Volksmond stelde zich ten doel: het misbruik van bedwelmende dranken en openbare dronkenschap te bestrijden. Zij richt zich daarmee op alcoholisten. Zij had een neutrale levensbeschouwing. Hoewel in Amsterdam opgericht, beschouwde ze het hele land als haar werkterrein. Als activiteiten worden de volgende genoemd:

  • het nemen van het initiatief tot oprichting van de Vereeniging tot Bevordering van het Herstel van Drankzuchtigen in 1890, die het sanatorium “Hoog-Hullen”, één der eerste herstellingsoorden voor alcoholisten, oprichtte en in stand hield.
  • het geven van voorlichting over drankmisbruik, het stimuleren van allerlei vormen van volksonderricht en van (woning)bezit
  • het opzetten van het zogenaamde ‘Toynbee’ of buurthuiswerk
  • het bevorderen van de oprichting van Bondhuizen, van het laten rondrijden van koffiewagentjes, en het inrichten van koffiekiosken.
  • het zenden van adressen aan de kroon, waarin aangedrongen werd op een betere reglementering van het drankgebruik en de drankproductie, waarbij de strijd werd aangebonden met de jeneverproducenten en schenkers en gepleit werd voor de productie van goed en goedkoop bier als alternatief; waarbij geageerd werd tegen uitbetaling van lonen in kroegen, tegen te lange werktijden; hiertoe was de Volksbond zeer actief in de Centrale commissie tot drankwetherziening.

Een mooie opsomming van activiteiten die ons nu niet alle even duidelijk zijn. Wat heeft het buurtwerk ingehouden? En hoe moeten we het stimuleren van (woning)bezit in dit verband zien? Dan zegt ons de oprichting en instandhouding van Hoog-Hullen ons meer.

In zijn boek, Drinken drank en Dronkenschap; vijf eeuwen drankbestrijding en alcoholhulpverlening in Nederland, vermeldt Jaap van der Stel dat de Volksbond ook het initiatief nam voor het oprichten van alcoholvrije wachtlokalen en koffiehuizen.
Het enige nog bestaande alcoholvrije koffie huis is het Volkshuis in Zutphen. Jaap merkt hierbij op dat de Volksbond in het begin een scherp onderscheid maakte tussen bier, dat werd op één lijn gesteld met koffie en mocht geschonken worden, in tegenstelling tot sterke drank.


De Volksbond kende door het hele land afdelingen: als eerste die te Amsterdam, daarna Assen, Bussum, Den Haag, Deventer, Domburg (1901), Dordrecht, Druten, Haarlem, Heemstede, Hilversum, Hoorn, Joure, Leeuwarden, Loenen aan de Vecht, Maastricht, Muiden, Utrecht, Vlaardingen (1899) en Wijk bij Duurstede. Ook het Adresboek van Alkmaar 1900 vermeld een afdeling van de Volksbond.
Bijzonder was, dat de leden en activiteiten van de Volksbond in tegenstelling tot de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van alcoholhoudende Dranken, dat zij enige invloed uitoefende in het katholieke Zuiden, althans tot de komst van Kruisbond en andere rooms-katholieke drankbestrijdingsorganisaties.
De Volksbond had ook een koninklijk tintje getuige het feit dat Koningin Sophie en de prinsen Frederik en Hendrik tot de eerste  behoorden, die sympathie betuigden met de oprichting van de Volksbond.
In 1900 had de Volksbond ongeveer 8.000 leden verdeeld over 29 afdelingen. Het lidmaatschap legde geen verplichtingen (ge- of beloften) op, behalve de betaling van contributie.

In 1989 waren er nog slechts 200 leden over van de 40.000, die de landelijke Volksbond eens rijk was. In dat jaar besloot de direktie van de Volksbond, de nog overgebleven leden van de landelijke organisatie te bedanken voor hun trouwe steun. Een indirect lidmaatschap via één van de overgebleven afdelingen van de Volksbond behoort nog wel tot de mogelijkheden. De landelijke organisatie kent nu alleen nog het lidmaatschap van de afdelingen.

In het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam beschikt men over 3,5 meter materiaal over de Volksbond. Voor wie dat wil is er nog veel meer te vinden en te vertellen over de Volksbond.

Via Google kom je weer een nieuwe Volksbond in Amsterdam tegen. De Stichting  Volksbond Amsterdam richt zich op de opvang van thuis- en daklozen. De naam is vast niet toevallig gekozen. Ook in Amsterdam is nu in één van de koffiehuizen van de Volksbond een restaurant gevestigd.

Een kwaliteitscontrole voor illegale drugs…

Een kwaliteitscontrole voor heroïne is wat ondergetekende en collega Ria Struijk, beiden werkzaam bij Het Straathoekwerk, vragen in dit artikel dat op 18 oktober 1979 verscheen in het Nieuwsblad van het Noorden. Dagelijks op straat zijn met verslaafden maakte een dergelijke hele praktische wens heel gewoon, wel voor ons en de verslaafden, maar niet voor iedere andere burger en zeker niet voor de reguliere verslavingszorg. Deze bestond toentertijd uit de stichting Nieuw Hoog-Hullen  en het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs (CAD) Groningen. Ook de GGD vervulde een functie.

Ik zie nu dat we toch niet durfden te onthullen hoe we dat nu precies deden, die kwaliteitscontrole. Ik zal dat, 34 jaar later, alsnog doen aan de hand van mijn eigen ervaring.

We hadden een paar pakjes heroïne gekocht en die bracht ik met de auto naar een aan ons bevriende apotheek. Dat was een spannend ritje, want een vergunning om heroïne in ons bezit te hebben of te vervoeren hadden we niet. Het was extra spannend omdat al in het begin van de rit vanuit het centrum een politie-auto achter me ging rijden en dat bleef volhouden tot vlak bij de apotheek, in een buitenwijk. Daar aangekomen overhandigde ik de ingekochte heroïne aan de apotheker. Deze bracht het weer naar een laboratorium van wat nu het UMCG is. Na enige tijd, ik weet niet meer hoe lang, kregen we de uitslag.

Meestal bevatte zo’n pakje 25 – 40% zuivere heroïne. Om flinke winsten te kunnen maken wordt de zuivere heroïne door de verschillende tussenhandelaren vermengd met goedkope stoffen. Dit percentage was niet ongebruikelijk in Nederland in die tijd. Er werd toen in Nederland aanzienlijk betere heroïne verkocht dan in New York, waar de pakjes meestal maar zo’n 5% zuivere heroïne bevatten.

Het nut van de controle van de kwaliteit van de heroïne bewees zich korte tijd later heel duidelijk. De handel in heroïne was toentertijd veelal in handen van mensen van Nederlandse en Surinaamse komaf. Begin jaren 80 wilden Turkse handelaren die markt overnemen. Daarvoor gebruikten ze een eenvoudig economische principe: meer waar voor dezelfde prijs. Elk pakje bevatte toen wel 80% zuivere heroïne. Gebruikers die door bijvoorbeeld een korte detentie niet goed op de hoogte waren van deze kwaliteitsverbetering namen nog hun oude hoeveelheid heroïne in (er werd nog veel geïnjecteerd en dan kun je niet goed doseren als het effect anders blijkt te zijn) en kregen daardoor een overdosis. Enkelen hebben dit zelfs met hun leven moeten bekopen.

Het Nederlandse drugbeleid volgt nog steeds de war on drugs van de VS en daardoor kan de markt alleen voorzien worden van illegale drugs en dat maakt kwaliteitscontrole nog steeds erg noodzakelijk. Gelukkig is er op dat vlak veel verbeterd, doordat er overal in het land testmogelijkheden zijn gekomen, waar consumenten hun gekochte drugs op kwaliteit kunnen laten testen.
 

Opstand in Huis van Bewaring in Groningen; een vervolg in 1977 in Assen.

In 1971 vond de eerste opstand in het Huis van Bewaring in Groningen plaats en in 1974 de tweede. Bij deze laatste opstand was het Huis van Bewaring zo beschadigd geraakt dat het voorlopig niet meer te gebruiken was. Het Huis van Bewaring in Assen, dat kort daarvoor vanwege zijn monumentale status was gesloten, werd heropend.

Ik had na de tweede opstand de rechtszitting daarover, als student Sociale Psychologie, met een aantal mede studenten gevolgd. We maakten allen deel uit van de studiegroep Sociale Deviantie en hadden belangstelling gekregen voor het gevangeniswezen en haar bewoners. Eerst zagen we de film Attica over de grote gevangenisopstand in de staat New York in de VS. Deze opstand was het gevolg van de voortdurende en oplopende spanningen tussen de bewakers met een plattelandsachtergrond en de gevangenen met een grote stad achtergrond. We zagen daarin enige gelijkenis met de Nederlandse situatie in Veenhuizen. Het volgen van de rechtszitting in Groningen was onze tweede confrontatie met een gevangenisopstand. Deze had wel een veel milder karakter dan die in Attica. De rechtszitting duurde de gehele dag en was zeer interessant, temeer daar wij ons als bezoekers in het gezelschap bevonden van de dominee, Wichert Hoekert, na wiens kerkdienst de opstand was begonnen. Hij kon de verhalen en ook de beelden, aanvullen met interessante inside informatie. Ik ben later bevriend met hem geraakt. Aan deze vriendschap kwam helaas in 2006 een eind door zijn plotselinge overlijden.

In 2004 ging Wichert Hoekert met pensioen en voor zijn afscheid hebben vrienden een Liber Amicorum geschreven met als titel “Verhalen”. Uit mijn bijdrage daaraan put ik over de dreigende opstand in het Huis van Bewaring in Assen in 1977 waarover ik hier vertel.

De directeur van het Huis van Bewaring in Groningen en later ook van het Huis van Bewaring in Assen vermoedde dat Wichert Hoekert achter de opstand in 1974 zat en wilde graag van hem af. In 1976 zag hij zijn kans schoon toen hij een beoordeling over hem naar het Ministerie van Justitie moest sturen. Hij opent zijn brief aan de staatssecretaris van Justitie van 3 november 1976 met:

“Naar aanleiding van Uw bovenaangehaald schrijven, heb ik de eer Uw Excellentie te berichten, dat ik het helaas niet eens kan zijn, met uw voornemen tot aanstelling in vaste dienst van Ds. W.J.H. Hoekert.”

Ter motivering van zijn standpunt voert de directeur onder andere het volgende aan:

“Zijn wijze van functioneren in deze inrichting zou nog te accepteren zijn van een dominee, die voorganger is van een gemeente buiten en zo nu en dan deze inrichting zou bezoeken, om de geestelijke nood van de gedetineerden te lenigen, kerkdienst zou houden en mogelijk een spreekuur. Dan zou het gebrek aan realiteitszin en het gebrek aan mensenkennis, hoogst waarschijnlijk minder storend werken dan nu, waar bij een confrontatie duidelijk irritaties worden opgewekt bij directie en medewerkers door de kennelijke naïviteit, waarmede problemen en voorstellen worden ingebracht.”  

En even verder:

“Hij vindt elke gedetineerde leuk, lief en aardig, hetgeen helaas in vele gevallen anders is.”

En:        

“Als geestelijk verzorger beantwoordt hij niet aan het verwachtingspatroon, dat gedetineerden en personeel van een geestelijk verzorger hebben.”

Nu zult u zich afvragen hoe wij toch over zo veel informatie uit een vertrouwelijke brief met een beoordeling van een medewerker beschikken.

Daarvoor moeten we even terug gaan in de tijd. In 1976 kon je als gedetineerde “het baantje” reiniger verwerven. Ik geloof een gewild baantje, omdat je dan behoorlijk wat bewegingsvrijheid had. Iets wat we tegenwoordig niet meer kennen is carbonpapier. Dat werd gebruikt om van een brief een kopie te maken. Je kon dat soms wel meerdere keren gebruiken, maar ook direct weg gooien.

De directeur van het Huis van Bewaring had voor zijn brief carbonpapier gebruikt en (later) weg gegooid. De gedetineerde die destijds reiniger was, was kennelijk een nogal nieuwsgierig type. Dus hij gooide de inhoud van de prullenbak van de directeur pas weg na de inhoud goed bekeken te hebben. Hij kon op het stuk carbonpapier de gehele inhoud van de brief van de directeur over de dominee lezen en was ronduit geschokt. Hij stak het stuk bij zich en nam het mee naar de luchtplaats om het de andere gedetineerden te tonen en er met hen over te praten. Eén van hen heeft de moeilijk leesbare brief van het carbonpapier over getypt. Vervolgens hebben de gedetineerden op 14 januari 1977 gezamenlijk een brief opgesteld, gericht aan de staatssecretaris van Justitie. Deze brief eindigt met:

“Wij kunnen ons best voorstellen dat de direkteur vindt dat wij slechts tuchtiging verdienen. Wij kunnen aanvaarden dat de direkteur ons geen goeie dominee gunt. Maar het wekt onze afkeer op dat de dominee met alle middelen, zelfs grove leugen(s), wordt zwart gemaakt.
Wij hopen dat U onze onmacht kunt compenseren.
                                                          
                                                                                Met de meeste hoogachting,”

Het trof dat onze reiniger, Hans J uit Groningen, vrij kwam. Hij had beide brieven bij zich en kon toelichten dat er een grimmige sfeer onder de gedetineerden heerste.
Wij maakten dat wereldkundig als een dreigende opstand in het Huis van Bewaring en dat leidde tot veel media-aandacht, waaronder het NOS-journaal, toen nog gepresenteerd door Frits Bon. Hij ging er ook zelf als verslaggever op uit, onder andere om ondergetekende te interviewen. Ik moet nog een beetje lachen als ik weer voor me zie hoe Frits Bon met ferme stappen naar het Huis van Bewaring loopt en probeert brutaal naar binnen te stappen en dan ontdekt dat de voordeur niet meegeeft.

De toenmalige staatssecretaris van Justitie Zeevalking reisde af naar Assen en heeft volgens een verslag dat de gedetineerden daarover maakten ook overleg met hen. Uiteindelijk kreeg Wichert Hoekert zijn vaste aanstelling  en vertrok later op eigen initiatief naar de Bijlmer bajes in Amsterdam, waar hij tot zijn pensionering gevangenisdominee bleef.

De directeur moest een aantal jaren later (1983) vertrekken.

Bij de receptie ter gelegenheid van de pensionering van Wichert Hoekert werd me pas duidelijk hoe veel en op welk hoog niveau er was overlegd tussen kerkelijke vertegenwoordigers en het Ministerie van Justitie.

Hoe zou het nu met Hans J zijn?

Nerveuze gevangenen: ‘Vonnis Nu’

Bron: Groninger Archieven

Dit was de toestand waarin het Groninger Huis van Bewaring (HvB) zich bevond na De Opstand in 1974.

De toestand van de opstandelingen was al niet veel beter.
Op 16 augustus 1974, slechts 12 dagen na de opstand, stond in het Nieuwsblad van het Noorden een artikel daarover.

Wat was er aan de hand? In het HvB Groningen was niet meer te leven, dat mocht duidelijk zijn, en alle gedetineerden, dus ook de opstandelingen, waren afgevoerd naar Veenhuizen en Assen.
De opstandelingen in Assen waren daar bepaald niet geliefd. Men voelde zich er niet echt thuis om het maar even zo uit te drukken en dat leidde tot grote zenuwen.

“Een aantal gedetineerden dat na het oproer in het Groninger Huis van Bewaring naar Assen is overgeplaatst, voelt zich daar erg gespannen. Drie van hen vroegen gisteren de Groninger rechtbank, waarvoor zij moesten verschijnen, dan ook onmiddellijk vonnis te wijzen. Ze wilden graag weten waar ze aan toe waren. Zenuwachtig als ze waren na de opstand in Groningen konden ze een extra spanning van veertien dagen wachten op een vonnis er niet meer bij hebben.”

Hmm dat is wel interessant. Dit waren toch de mannen die op het dak stonden te smijten en te schreeuwen? Dat was hoog boven de grond, ze hadden het halve Huis van Bewaring kort en klein geslagen, andere gedetineerden ‘scheten geweerolie van angst’ en nu dit?!
Het artikel vervolgt:

“Rudi K (35) uit Groningen bijvoorbeeld – verdacht van een aantal inbraken en diefstallen- was volgens zijn advocaat door de gebeurtenissen in het Huis van Bewaring zo nerveus geworden dat hij geen vast voedsel kon binnenhouden en kalmeringsmiddelen moest slikken. De rechtbank willigde K’s verzoek om ‘n onmiddellijke uitspraak in. Na beraad veroordeelde de rechtbank de havenarbeider/musicus overeenkomstig de eis tot 5 maanden met aftrek van voorarrest.”

Ik ben benieuwd waar Rudi K. is. Hij moet nu ongeveer 75 jaar zijn. Stond hij op dat dak of was hij er juist niet bij? Want je kunt ook weer niet uit het artikel halen of deze mannen nerveus waren vanwege hun betrokkenheid bij de opstand, of omdat ze een posttraumatisch stress syndroom hadden opgelopen.

Mijn indruk is, dat de rechtszittingen al gepland stonden vóór de opstand. In de jaren zeventig deed men volgens mij nog niet aan snelrecht. Het artikel geeft ook daar geen duidelijkheid over.
Dat is dus best apart, want dan lijkt het erop dat de opstand niet meegenomen is in de strafeis. De strafeis lijkt mij anders een beetje weinig eigenlijk. Inbraken en diefstallen, plus een miljoen gulden schade, de rechtsorde geschokt vanwege de maatschappelijke impact, en dan 5 maanden? Met aftrek van voorarrest zal het dan niet veel meer dan nog 2 maanden zitten geweest zijn. Het waren natuurlijk wel de zeventiger jaren, misschien dat dat meespeelde in de hoogte van de strafeis? Afijn. Zijn ze er later dan nog voor veroordeeld? Daar is niets over te vinden in de Krant van Toen.
Dan nog dit.

“Het verzoek van de 22 jarige Frederik P. om een onmiddellijke uitspraak werd niet ingewilligd. De rechtbank vond zijn zaak te ingewikkeld en wijst nu over 14 dagen vonnis. P. had onder anderen in februari een fiets door een ruit gegooid, was in april het huis van een buurman van zijn vriend binnengedrongen en had de bewoner mishandeld en met een dolkmes bedreigd, ook had hij een tas en een portefeuille met honderden guldens gestolen van een prostituee en een man die bij ‘n vriend van hem op bezoek was bij de keel gegrepen en zijn portefeuille met onder meer 110 gulden ontfutseld.

Volgens P. was dat allemaal gebeurd onder invloed van alcohol. Verschillende malen dronk hij 70 tot 80 glazen bier voor hij geweld of een diefstal pleegde. Bovendien vond P. dat het wel even anders lag dan in de dagvaarding stond. De prostituee zou eerst hem bestolen hebben, en wat betreft de man die hij bij de keel gegrepen had, had hij wel veel gemener kunnen zijn. Hij had gezien dat deze een spaarbankboekje met tienduizend gulden en een legitimatiebewijs bij zich had, maar bleef daar vanaf.

Hij schrok dan ook wel van de eis: 12 maanden (met aftrek) waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Stilletjes huilend zat hij op de verdachtenbank.”

Tja. Frederik P. was de man van de dakpannen. Wat je hem toch na moet geven, is dat hij de rechtbank niet onder druk zet met verhalen over niet kunnen eten en kalmeringstabletten vanwege de stress, althans dat vermeld het artikel niet. Want nummer drie in dit artikel, de 23 jarige Berend N. uit Musselkanaal, wilde juist weer wel kalmeringstabletten maar kreeg ze niet; hij kreeg wel een onmiddellijke uitspraak van de rechtbank, dat dan weer wel.

Wat mij treft in dit artikel is het grote verschil tussen die foto op dat dak, de puinhoop binnen, en dan nu de zenuwen van de opstandelingen, gesteld dat ze allemaal betrokken waren. Ik snap het ook niet goed moet ik zeggen. Hoezo moet iedereen aan de pillen voor de stress? Hoezo huilend op een bankje na een eis van uiteindelijk 9 maanden?

Wat deden jullie dan op dat dak mannen?!
Wie hebben jullie toen overschreeuwd? Het gezag van het Huis van Bewaring waar je opgesloten zat? Of jezelf?