Het Kric herinnerd; gastblog Ruerd Swierstra

Het Kric aan de Uniabuurt, 1985-1986 (eigen foto)

In 1977 zat ik in het eerste jaar van de Agogische Academie Friesland, de AAF, onderdeel van het SHF (het Sociaal Hoger Onderwijs Friesland). Vertraagd  vanwege mijn dienstweigeren en daarmee gepaard gaande perikelen, stroomde ik in ergens eind september. De hele introductie had ik gemist; terloops vernam ik dat het wel de bedoeling was dat ik vrijwilligerswerk ging doen.

Ik kan niet meer terughalen hoe ik nou bij het Krisisinterventiecentrum (Kric) ben terechtgekomen, maar op een gegeven ogenblik zat ik in de kleine voorkamer van een pandje aan de Arendstraat bij een algemene ledenvergadering met om mij heen allemaal indrukwekkende mensen met lange haren, snorren, veel spijkerjasjes en heel veel shag en rook.

De kamer stond vol met allerlei samengeraapt meubilair en ik vond een plekje in een diepe oude bank. Er kwam een leuke dame binnen, Hanny, met een enorme hond die de kop op mijn schoot legde en die kop daar de rest van de avond niet meer van afhaalde. De hond was echt groot en hem wegduwen lukte mij niet als ik het al durfde, dus aan het einde van de avond had ik een slapend been. Ik heb geen idee meer waar het toen allemaal over ging en ook aan die vele volgende ledenvergaderingen heb ik maar weinig herinneringen, er werd veel gepraat, vaak was het allemaal erg principieel, maar uiteindelijk kwamen we er dan wel weer uit. De koffie was vaak te sterk, even vaak was er geen melk en de avond werd in de regel afgesloten met een jointje. Hoogtepunten waren de beleidsweekenden waar we gedurende een dag of twee drie ergens bij iemand thuis een hele agenda doorwerkten; uiteindelijk door elkaar slapend op de grond, geweldig lekker eten en veel gezelligheid en een nieuw elan voor de tijd erna. Ik vond de mensen erg aardig, een aantal kwamen regelrecht uit de Leeuwarden hippie-scene en ik merkte dat ik wel veel van hen kon leren. Later hoorde ik terug dat ik met mijn in de regel vrolijke onbevangen naïviteit, de jongen zonder problemen werd ik genoemd, wel goed viel in de groep en ik bleef bij het Kric tot na de zomer van 1980. Mensen gingen weg, mensen kwamen erbij en de sfeer veranderde.

In het begin was het Kric een plek van waaruit we straathoekwerk bij Openbaar Jongeren Centum (OJC) Hippopotamus deden, er was een inloop voor allerlei vragen en problemen en er was zo nu en dan de mogelijkheid van een nachtopvang. Van die nachtopvang moet je je niet te veel voorstellen, het was boven steenkoud, beetje vochtig, er stonden wat oude bedden met dekens en gewatteerde spreien. Als je daar de nacht moest doorbrengen dan had je echt wel een serieus probleem. Ik had geen probleem, de jongen zonder problemen nietwaar, maar ik heb er wel een aantal nachten in de kerstvakantie geslapen omdat er toen een psychiatrische patiënt werd opgevangen, hm, alles voor de stage. Maar de sfeer was verder goed; bij Foeke, mijn werkbegeleider en later stagebegeleider, kon ik vaak even opwarmen en aanschuiven voor een hapje eten.

Omdat ik het straathoekwerk moest leren werd ik er op uit gestuurd om contact te maken met de problematische speed gebruikende Joop. Joop woonde in de gekraakte kazerne en het leek Foeke het beste als ik daar gewoon op een avond eens naar toe ging. Voor het contact maken, het zogeheten levelen, had ik een luciferdoosje bij me met wat wat Libanon (Libanese Hasjiesj); ik denk rode, want die vond ik zelf wat lekkerder dan de gele en veel anders was er op dat moment niet te krijgen. De kazerne was donker, her en der waren er ingangen dichtgemaakt met bedspiralen maar mij was een ingangetje gewezen. Na een lange tocht door donkere ruimtes en gangen kwam ik in een grotere ruimte waar een groepje mannen (ik herinner me geen vrouw in het gezelschap) rond een soort van vuurschaal zaten waar stukken kazerne werden opgebrand en trof onder hen Joop. Eerder was het eens gelukt om Joop zijn speedangsten en wanen te doorbreken door hem een paar dagen op bed te houden met een beste hoeveelheid cannabis . Nu werd gevreesd dat Joop weer bezig was met doordraaien. Ik vond daarentegen Joop wel rielekst en besloot eerst maar eens wat te levelen. Na een paar joints waren we goed geleveld en was het contact prima, alleen was ik wel behoorlijk van de wereld en uiteindelijk weer blij dat ik de weg naar buiten en vooral ook naar huis weer kon vinden. Joop is na die tijd eigenlijk nooit meer doorgedraaid en hij was altijd even vriendelijk tegen me, hij wist zelfs mijn naam nog als ik hem tegenkwam.

Bureaudiensten aan de Arendstraat waren een avontuur op zich. Tegenwoordig google je even als je iets moet weten; wij hadden één telefoon met een tikker (tikken opschrijven zodat men kon zien wie er hoe lang gebeld had) en wat foldertjes en daarmee moest je maar zien hoe je de vragen beantwoordde. Die vragen gingen over dreigende huisuitzettingen, iemand die moest voorkomen bij de rechtbank en geen advocaat had, iemand die gevlucht was voor een rechtelijke machtiging (dwangopname in de psychiatrie), vragen over drugs of over uitkeringen, rechten van krakers en noem maar op en zoek maar uit. De ene vraag over dienstweigeren kon ik ter plekke en uit mijn hoofd dan wel in één keer goed beantwoorden.

Ergens 1978 moesten we uit het pand en konden wij in de Schoolstaat vrijwel naast Hippo een soort van bovenwoning betrekken. Ik raakte meer en meer ingewerkt en toen we in het derde jaar een stageplek moeten kiezen zijn mijn huisgenoot Johan, mijn toenmalige vriendin Ledy en ik bij het Kric gaan werken. Geen stagevergoeding, maar een bijdrage aan de vereniging. Ik heb geen idee meer hoeveel dat was, maar dat was voor de koffie, wc-papier en de telefoon.

De vraag om opvang werd steeds frequenter gesteld, maar ook door mensen die eigenlijk helemaal niet zelfstandig konden wonen en zo kwam het dat Johan en ik, we woonden in een vijfkamer-split-level-flat in Leeuwarden, een aantal keren mensen gedurende enige tijd (soms weken) thuis opvingen. Dat leverde mooie maar ook zeker minder mooie momenten op. Zo vingen we eens een zekere R. op, die als hobby had lampen maken van ijsstokjes en beeldjes van gips. Hij kon alleen een shaggie draaien door de shag door de kamer te strooien. Hij had nog wat meer smerige eigenaardigheden en onze leuke flat bleek binnen een week een dusdanige teringbende geworden te zijn dat deze R. echt zijn biezen moest pakken. Ook was er een H. Hij was gescheiden, kon niet bij zijn geld en moest zich even twee weken zien te redden zonder iets. Aardige vent met verder niet echt een hulpvraag. Als dank voor het verblijf bij ons beloofde hij mij de onderwereld van Leeuwarden te laten zien. Dat heb ik geweten al is het einde me niet helemaal helder meer. Gratis drinkend van de ene kroeg aan de Weaze naar de andere, sterke verhalen gehoord, pistolen gezien, eindigend in een vage seksclub, drankjes van hoeren gekregen nadat ze hoorden dat ik met H. was en uiteindelijk in een taxi gemikt met de mededeling: ‘breng deze maar naar huis’. Weer wat geleerd dacht ik de volgende dag. Erg blijven hangen is de herinnering aan een mevrouw E, uit Bolsward met zes kinderen van zes verschillende vaders. Deze kinderen bleven bij moeders tot ze gingen puberen, dan werden ze uit huis geplaatst. Eénmaal bracht ik haar met een prachtig roodharig dochtertje naar de bus en bij halte pakte deze mijn hand : ‘wol’st do net men Heit wêzen?’ Heit nr. zeven, oef, de vraag beklemt me nog steeds.

Er kwamen meer stagiaires, de gemeente die wat subsidie verstrekte wilde iets meer professionaliteit, oud gedienden vertrokken en de sfeer veranderde. Waren er aan de Arendstraat nog oud-cliënten, die dan ook vrijwilliger werden, aan de Schoolstraat werd dat al veel minder. Ook kwamen er vrijwilligers vanuit het MBO, de AAF en de AVEC (Academie voor Expressie en Communicatie) en mede dankzij deze nieuwe instroom veranderde de sfeer behoorlijk. Toen wij in 1980 moesten verhuizen naar de Uniabuurt  werd er in de zomer een lang beleidsweekend in het gebouw van de AVEC gehouden. De discussies waren eindeloos en de invloed van de zogenaamde FORT- en MORT-weekenden (Feministen Oriënteren op Radicale Therapie en Mannen Oriënteren zich op Radicale Therapie) waren te veel merkbaar. Persoonlijke groei, het Kric als een persoonlijk therapeutische ervaring en nog zo wat van die koerswijzigingen waren de onderwerpen. Ik merkte dat aan het eind van het weekend het voor mij klaar was. Het pionieren, het uitproberen, het samen met de andere vrijwilligers maar ook met de cliënt zaken uitzoeken, fouten maken, leren, dat leek allemaal voorbij. Teleurgesteld ben ik toen al voor het einde van het weekend vertrokken; ik ben er nooit meer geweest.

Jaren later, toen ik voor mijn werk bij de reclassering van VNN eens in de oude Leeuwarder bajes moest zijn, liep ik langs het nieuwe Kric aan de Zuidergrachtswal. Er zaten buiten wat mensen op een stoeltje en ik kwam met hen in gesprek. Ik vertelde dat ik vroeger bij het Kric betrokken was geweest.

Een vrouw liep naar binnen en kwam terug met de oude notulenmap: ‘Ben jij deze Ruerd?’ Ja dus.

Uitgebeld!

‘Goedemorgen, Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs, met Greetje!’
‘Goedemiddag, Ambulante Verslavingszorg Groningen, momentje alstublieft!’
‘Verslavingszorg Noord Nederland, locatie A-weg/Canadalaan/Laan Corpus den Hoorn!’

Greetje, de receptioniste en telefoniste van de verslavingszorg. Sinds jaar en dag, of preciezer, sinds 30 jaar. Maar ze is uitgebeld! Ze gaat met pensioen.

Toen Greetje begon bij het CAD was ze bepaald geen doorsnee CAD type. Het was 1992 en de verslavingszorg was nog behoorlijk hoogdrempelig en soms zelfs elitair te noemen. 2 keer je methadon niet komen halen was einde programma en de straatjunks zaten niet bij het CAD maar bij Sigma, de andere verslavingszorg. In de gangen werd zacht met elkaar gesproken en lawaai in het pand was uit den boze want er werden ook therapieën gegeven.
Pand 50 en de Beukemakliniek zaten op de Kraneweg 50 en 48, wij zaten met het CAD op 52.

Greetje begon als banenpooler, herintreder, of hoe het toen ook maar heette. Tegenwoordig noemen we het een participatie baan. Ze droeg uitsluitend zwarte kleding en rookte als een ketter. Maar eigenlijk deden we dat laatste allemaal in die tijd en in de verslavingszorg. Het werk ging haar makkelijk af en al snel was ze niet meer weg te denken bij de receptie.
Doorverbinden kon de telefoon nog niet, naar de andere locaties van het CAD, aan het HW Mesdagplein en de Jozef Israelstraat, en Winschoten en Delfzijl. Het beste wat ze kon doen was het juiste nummer geven maar de klant moest zelf opnieuw bellen.

In 1992 verhuisde het CAD naar de Aweg en en in 1994 kwam er een nieuwe naam; de Ambulante Verslavingszorg Groningen (AVG) want we fuseerden met Sigma en de methadonpost. Er kwam een echte telefooncentrale waarmee doorverbinden een groot deel van het werk werd. Ons telefoonnummer was 050-182355, daar kwam later een 3 voor te staan omdat Nederland omgenummerd werd. Omgenummerd! Ha! Ja, het was 1995.

Greetje had en heeft een talent voor het omgaan met iedereen. Vriendelijk, altijd een lach en een persoonlijke touch voor iedere client of collega.  En ze was enorm snel. Ik heb vaak zitten kijken hoe ze tijdens het spitsuur, om 9 uur ‘s ochtends bijvoorbeeld, 4 bellers achter elkaar in de wacht zette en ze vervolgens allemaal persoonlijk te woord stond en correct doorverbond met de juiste persoon. Alle bellers werden zorgvuldig bijgehouden in een grote kantooragenda. Dat was nog wel eens handig als een client zei dat hij echt wel afgebeld had… stond hij niet in het boek dan had hij dus niet gebeld…
Greetje zat bij de voordeur van het pand en zag iedereen komen en gaan. Veel van de collega’s kwamen ook bij haar zitten als ze even niets te doen hadden. Er werd veel gelachen maar ook als er iets vervelends was had Greetje een luisterend oor. Wel kon het zo zijn dat iemand langs kwam, bijvoorbeeld voor een sollicitatie, en Greetje keek dan altijd meteen even wat voor vlees ze in de kuip had. Stond de kop of de houding van de sollicitant haar niet aan dan hoopte ze altijd maar dat deze kandidaat het niet zou worden.

In 2004 werd er weer gefuseerd en ging de AVG op in de Verslavingszorg Noord Nederland. Het reclasseringsteam met als teamhoofd Rens Zijlstra ging verkassen naar de Canadalaan en Greetje ging mee. In 2020 is er nog een verhuizing geweest, naar de Laan Corpus den Hoorn. Dit was Greetjes laatste werkplek voor haar pensioen. Ze had al een beetje prepensioen en werkte de laatste tijd nog 2 dagen in de week. Konden wij ook alvast een beetje wennen.

Tja 30 jaar Greetje! Zeer zelden kon ze betrapt worden op een slecht humeur. De lastigste cliënten vonden haar ok. Kon je nog zo’n ruzie hebben met je hulpverlener maar van Greetje bleef je af. En natuurlijk werd er wel eens boos een telefoon op de haak gegooid, maar meestal kwam er dan ook een excuusje achter weg later. Een client die altijd op de A-weg kwam, maar niets te zoeken had bij de reclassering op de Canadalaan. En daar toch heen sjouwde omdat hij even bij Greet wilde kijken.  Greetje die achter de telefoon zat met een oranje voetbalsjaal als onze jongens speelden. Het is tekenend voor de jaren 90 dat dat gewoon kon op het werk. De cliënten vonden het leuk en het management deed er niet moeilijk over.

En de collega’s natuurlijk. Een lach en soms een traan, maar altijd de moed erin houden. In de jaren 90 gingen we vaak met het werk naar de Drie Uiltjes op vrijdag. We vonden altijd wel een reden. Met de reclassering. Met de vrouwen uit het pand. Met iedereen. Greetje pokerde ook fanatiek met een aantal collega’s. De jaarlijkse barbecue in de zomer, bij Peter van der Wal of bij Rens Zijlstra. En Greetje was de huisfotograaf van de verslavingszorg, waardoor de laatste 30 jaar uitzonderlijk goed zijn vastgelegd; collega’s die anders allang vergeten zouden zijn doken weer op toen we een reünie organiseerden en daarvoor het archief van Greetje indoken. Zoveel collega’s gekomen en gegaan, en helaas zijn er toch ook best veel overleden. Haar collega’s van het eerste uur, Heidi en Jan, zijn er niet meer. Het gemis van Rens, Bert, Ali en recent het overlijden van Wilma dreunde, en dreunt, nog lang na. Maar het is niet anders.

Greetje is vanaf nu niet meer de spin in het reclasseringsweb en een bekend gezicht en visitekaartje voor de verslavingszorg. Ze gaat gemist worden, door cliënten en collega’s.

Greetje dank je wel voor al die jaren vol vrolijkheid, het luisterende oor en de collegialiteit en vriendschap!

Trappenhuis

Het ging niet goed met één van onze cliënten. Wat er precies aan de hand was wisten we niet, maar goed in de war was ze wel. Ik had de hele middag al met haar doorgebracht, haar opgehaald uit de kliniek waar ze even voor crisis had gezeten en waar ze niet weg wilde. Ze wilde zeker niet naar huis. Want de buren zaten haar achterna. De buurvrouw had haar kat neergestoken, ik zou het zelf wel zien als we thuis kwamen.

Dit was een ander mes wat ik vond in mijn dashboardkastje; een klant had hem even veilig opgeborgen. (2015)

Gelukkig zat de kat in goede gezondheid in de vensterbank, maar ik vond het toch verontrustend. Ze had een groot messenblok op het aanrecht staan, daarvan had ze al een paar messen over het balkon gegooid nadat ze daarmee naar de deur gegaan was om zich te verdedigen, wederom tegen de buurvrouw, maar dat vond ze toch te gek. Ze had de messen van zich af gegooid. Die lagen nu onbereikbaar op een verdieping lager, maar er stonden nog 4 steakmessen in het blok. Toen ik toch naar mijn auto liep om iets te pakken, nam ik de messen en een scherpe keukenschaar mee. Better safe than sorry. Ik had niet nagedacht over een tasje of iets dergelijks.

In het trappenhuis kwam ik een heel oude bekende tegen, een cliënt die ik 30 jaar geleden al begeleidde. Het is hem tot nu toe niet gelukt om te stoppen met gebruiken. Hij dealt en hosselt om zijn gebruik te bekostigen. We vinden het altijd leuk om elkaar even te treffen.

Tja, daar liep ik met mijn 4 steakmessen en een grote puntige schaar in mijn handen. Ik realiseerde me ineens dat dit toch wel vreemd over kon komen.

Dat moment in het trappenhuis. Humor ligt op straat. ‘Hoi! Alles goed?’ groette mijn oude bekende vrolijk. ‘Hee hoi! Ja alles goed hoor! Ik loop er wel een beetje raar bij!’ groette ik terug. Hij leek niets raars in de voorraad messen te zien. ‘Je komt zeker bij Carolien weg? Nou later, ik moet verder hoor!’

En hij rende weer door naar een adresje waar hij wat af te handelen had.

Papegaaien

Sinds een tijdje heb ik een parrot in de auto. Want bekeurd voor bellen achter het stuur. Ik zat op de Hereweg met een collega te bellen, onderweg naar een client, en moest wachten voor het stoplicht toen de motoragent langszij kwam. Ik mocht meerijden naar hun verdekt opgestelde uitkijkpost om de hoek van de Belle Alliance en kon uiteindelijk 240 eurootjes aftikken.

Dus sindsdien heb ik een carkit in mijn auto, ook wel een parrot genoemd. Ik noem haar Yo. Yo leidt af en toe een zelfstandig leven zo blijkt. Ik zat met een client in de auto toen er blijkbaar iets niet goed ging met de blue tooth waarmee Yo haar werk doet. Ze was steeds aan het zoeken en dat werd ook kenbaar gemaakt. Normaal gesproken zegt Yo als ik instap; ‘Power on.’ Dan volgt ‘Pairing’ en dan ‘Connected’. Maar omdat de blue tooth niet werkte ontstond er commotie bij Yo. ‘Power on – Pairing – (stilte)’

‘Power off!’ ‘Power on!’ ‘Pairing’.  Het werkte allemaal niet. Yo bleef aan de gang. Intussen dacht de client dat er iemand tegen hem aan het praten was over haring en maakte zich druk dat hij dingen hoorde die er eigenlijk niet waren.

Regelmatig komt het voor dat terwijl ik met iemand in de auto zit, ik gebeld wordt over privacy gevoelige onderwerpen. Inmiddels roep ik dan al meteen na het opnemen dat ik niet vrij uit kan praten maar ook dat gaat af en toe mis. Het wil wel gebeuren dat ik op een gegeven moment een driegesprek aan het voeren ben omdat de client in de auto zich er ook mee gaat bemoeien.

En vorige week zat ik met iemand in de auto toen Yo weer aan het doorslaan was. De Power was wel on, maar de batterij was bijna leeg. Dan gaat het ook niet goed. Yo laat dan eerst een soort telefoonrinkel horen om duidelijk te maken dat er opgeladen moet worden. En ja hoor. ‘Power off!’ “Power off!’

Mijn cliënte, toch al niet de zekerste van zichzelf, zat druk te praten over wat er weer allemaal gebeurd was de laatste dagen. Ik had haar onlangs nog aangesproken; om de 3 zinnen kwam het woord fuck in haar verhaal voor. Toen ze erop ging letten, moest ze me gelijk geven. Toen Yo weer los ging schrok ze op uit haar verhaal. ‘Zegt ze nou Hou Op! Hou Op! tegen mij? Wie zegt dat eigenlijk! Heb ik weer fuck gezegd?’

Yo helpt heel goed bij het voorkomen van boetes en door kunnen werken terwijl ik aan het rijden ben. Maar voor mijn clienten is de schrik af en toe groot. Best verwarrend als er ineens iemand zit te papegaaien terwijl je meent met zijn tweetjes in de auto te zitten.

Het jaar van de daklozen; 1987

Ik ben de blog wat aan het fatsoeneren. Dat is nodig, want veel links blijken niet meer te werken en tekstueel valt er ook nog wel eens wat te verbeteren. Tijdens een zoektocht naar een link naar Stichting Huis, die overigens niet meer vinden lijkt, stuitte ik op dit filmpje over hoe daklozen 33 jaar geleden in Groningen opgevangen werden. Er was toen nog geen Stichting Huis. Wel was er de Swieber, in de Schoolstraat, en  Slaaphuis de Druif aan de Munnekeholm. Dit Slaaphuis bleek eigenlijk voor toeristen opgezet te zijn, maar omdat er ook door daklozen gebruik van gemaakt werd, bleven de toeristen weg volgens vrijwilligster Ank. Er is sprake van een verhuizing van de Druif naar een kleiner pand in de Hoekstraat maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Kortom, er kwam weer een hoop informatie naar voren toen ik verder ging zoeken.

Het is zo mooi gedateerd dat ik het niet kon laten liggen. In het begin is er een vrij overheersend ‘achtegrondmuziekje’ te horen, dit stopt als er gesproken tekst komt. (10 minuten kijktijd)

Met dank aan de archieven van Vimeo waar alles te vinden lijkt te zijn!

Daklozen in Groningen; OOG TV uitzending van 8 april 1987 from Groninger Archieven on Vimeo.